Vandaag maakten we kennis met getallen die bestaan uit H(honderdtallen), T (tientallen) en E(eenheden).
We legden deze getallen met biljetten en munten en daarna met H T en E.
We gingen na uit hoeveel H T E een getal bestond en lazen en schreven het getal.
Bij de getallenassen moeten we altijd heel goed kijken met welk sprongetje er moet geteld worden. Ook de richting van de pijl is belangrijk.
Bij getallen ordenen kijken we welk getal kleiner of groter is dan het andere.
Wie laat zich niet foppen bij deze oefening? 0T 2E 7H = ?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten